De gelijkenis van het visnet
De tweede gelijkenis met betrekking tot het Koninkrijk der hemelen die door Jezus wordt uitgelegd is de gelijkenis van het visnet.
Mattheüs 13:47-52
"47 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een net, uitgeworpen in de zee, dat allerlei soorten vissen bijeenbrengt.
48 Als het vol geworden is, trekken de vissers het op de oever. Ze gaan zitten en verzamelen de goede vissen in vaten, maar de slechte gooien zij weg.
49 Zo zal het bij de voleinding van de wereld zijn: de engelen zullen uitgaan en de slechten uit het midden van de rechtvaardigen afzonderen,
50 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.
51 Jezus zei tegen hen: Hebt u dit alles begrepen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere.
52 Hij zei tegen hen: Daarom, iedere schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt."
Met de kennis die we op deden door het bestuderen van de gelijkenis van het ‘goede zaad en het onkruid in de akker’, kunnen we al een paar dingen begrijpen als we deze gelijkenis van 'het net' lezen.
Jezus spreekt over de zee. Waar sprak hij over in de gelijkenis ‘goede zaad en het onkruid in de akker’ die vergelijkbaar is?
Ik denk dat je er wel zeker van kan zijn dat de zee vergelijkbaar is met de akker.
Waarmee is de ondeugdelijke vis vergelijkbaar?
Het onkruid.
Hoe zit het met de goede vis?
Dat zijn de kinderen van het Koninkrijk.
Het net dat in de zee werd neergelaten?
De oogst.
De vissers worden niet vermeld, maar ze moeten er zijn, met wie kunnen we ze vergelijken?
De engelen.
In deze gelijkenis zien we dezelfde structuur als in de gelijkenis van het ‘goede zaad en het onkruid in de akker’. De engelen zullen uitgaan om de bozen te scheiden van de rechtvaardigen en de bozen te gooien in de vurige oven.
Dit zijn twee gelijkenissen met dezelfde betekenis.
De eerste gelijkenis, die van het onkruid in de akker’, is de eerste van zes gelijkenissen. De laatste gelijkenis van de zee is de gelijkenis van het net. Is het redelijk om te denken dat de gelijkenissen ertussen een totaal andere boodschap hebben? De eerste en de laatste gelijkenis gaan niet over ons, christenen. Is het logisch dat de andere gelijkenissen het over ons, christenen, hebben?
Ik denk het niet. Maar je hoeft mij niet te geloven. Laten we luisteren naar God. Hij spreekt tot ons door Zijn Woord, de bijbel. Wanneer we Gods diepere gevoelens en gedachten willen begrijpen, moeten we Zijn Woord bestuderen.
Er staan nog vier gelijkenissen in Mattheüs 13.
De gelijkenis van het mosterdzaad.
De gelijkenis van het zuurdeeg.
De gelijkenis van de schat in de aarde.
De gelijkenis van de parel van grote waarde.
Deze gelijkenissen worden niet uitgelegd door Jezus.
Op dit moment hebben we nog niet genoeg inzicht om te kunnen begrijpen wat deze gelijkenissen betekenen.
Er staan nog meer gelijkenissen in de bijbel die wat meer ‘verhalend’ zijn. Misschien kunnen we aan de hand van deze gelijkenissen meer leren over het Koninkrijk van God.
Later kunnen we dan die vier gelijkenissen uit Mattheüs 13 proberen te begrijpen.
De gelijkenis van de pachters
In de gelijkenis van 'het onkruid in de akker' hebben we gezien, dat de christenen niet de ‘kinderen van het Koninkrijk’ zijn. Wie ze wel zijn is nog niet duidelijk geworden.
In de gelijkenis van de pachters wordt niet gesproken over ‘de kinderen van het Koninkrijk’. Hier wordt gesproken over ‘een volk, dat de vruchten opbrengt’. Worden hier wel de christenen bedoeld? Of is dat volk een ander volk dan de gemeente?
Laten we deze gelijkenis maar eens lezen.
Mattheüs 21:33-45
"33 Luister naar een andere gelijkenis.
Er was iemand, een heer des huizes, die een wijngaard plantte. Hij zette er een omheining omheen, groef er een wijnpersbak in uit en bouwde een toren. En hij verhuurde hem aan landbouwers en ging naar het buitenland.
34 Toen de tijd van de vruchten naderde, stuurde hij zijn dienaren naar de landbouwers om zijn vruchten te ontvangen.
35 En de landbouwers namen zijn dienaren, sloegen de één, doodden een ander, en stenigden een derde.
36 Nogmaals stuurde hij andere dienaren, meer in aantal dan de eerste, en zij deden met hen hetzelfde.
37 Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe en zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben.
38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden.
39 Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem.
40 Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij met die landbouwers doen?
41 Zij zeiden tegen Hem: Hij zal die kwaaddoeners een kwade dood doen sterven en zal de wijngaard aan andere landbouwers verhuren, die hem de vruchten op hun tijd zullen geven.
42 Jezus zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen in de Schriften: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden; dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?
43 Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.
44 En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.
45 En toen de overpriesters en Farizeeën deze gelijkenissen van Hem hoorden, begrepen zij dat Hij over hen sprak."
Het is in deze gelijkenis niet zo moeilijk om te zien wie wie is. De wijngaard was door God verhuurd aan de pachters, maar zij droegen de vruchten niet af aan de eigenaar.
God, de eigenaar van het land, zond zijn slaven om de opbrengst op te halen, maar zij werden gedood.
Zijn die slaven hier de engelen?
Nee, want engelen kunnen niet gedood worden. Deze slaven waren de profeten.
Jezus zegt:
"37 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!"
Zij doodden niet alleen de profeten, maar zij doodden zelfs de grootste profeet die er ooit geleefd heeft, de Zoon van de Landeigenaar.
Tot wie sprak Jezus in deze gelijkenis?
Hij sprak tot de Joden. Speciaal tegen de leidende priesters en Pharizeeën, zoals ze zelf ook begrepen.
Wat was de straf voor het niet trouw zijn aan de landeigenaar?
Mattheüs 21:43
‘43 Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt.’
In de parallel gelijkenis in Lucas 20 antwoorden zij: Dat nooit! (Lucas 20:16).
Zij begrepen wat Jezus hun vertelde. Zij wisten ook wat Paulus later schreef aan de Romeinen.
Romeinen 9:4
"4 Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften."
Het Koninkrijk van God was aan hen beloofd.
Maar het Koninkrijk zal van hen worden weggenomen.
Aan wie zal het Koninkrijk worden gegeven?
Zeggen we nu makkelijk: Aan ons? Of zijn we al wat voorzichtiger geworden?
We moeten nog wat meer graven om een antwoord op die vraag te vinden.
De gelijkenis van de koninklijke bruiloft
We hebben gezien, dat Jezus in gelijkenissen sprak tegen de Joden. Zij begrepen niet alles van wat Hij vertelde, maar toen Hij vertelde dat het Koninkrijk van God zou worden weggenomen van de pachters, was het volkomen duidelijk voor hen. Hij bedoelde hen. Zij wisten heel goed dat zij bestemd waren om aangenomen te worden als zonen van God.
Ook de gelijkenis van van de koninklijke bruiloft spreekt hierover.
Mattheüs 22:1-14
"1 En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei:
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning die voor zijn zoon een bruiloft bereid had,
3 en hij stuurde zijn dienaren eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen.
4 Opnieuw stuurde hij dienaren eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de gemeste dieren zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. Kom naar de bruiloft.
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de ander naar zijn zaken.
6 En de anderen grepen zijn dienaren, behandelden hen smadelijk en doodden hen.
7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand.
8 Toen zei hij tegen zijn dienaren: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard.
9 Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden.
10 En die dienaren gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede mensen; en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten.
11 Toen de koning naar binnen was gegaan om de gasten te overzien, zag hij daar iemand die niet gekleed was in bruiloftskleding.
12 En hij zei tegen hem: Vriend, hoe bent u hier binnengekomen terwijl u geen bruiloftskleding aan hebt? En hij zweeg.
13 Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.
14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren."
Zoals we al eerder hebben gezien is het van groot belang zorgvuldig te lezen. Wat staat er precies? Maar het is ook goed om eventuele parallelle bijbelgedeelten er bij te zoeken. Laten we eerst eens kijken waar we in de bijbel teksten kunnen vinden die over dezelfde dingen gaan? Waar kunnen we teksten vinden die over deze bruiloft spreken?
Er wordt over de bruiloft van het Lam gesproken in Openbaring 19
Openbaring 19:6-10
6 “En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden.
7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.
8 En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.
9 En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.
10 En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, die het getuigenis van Jezus hebben. Aanbid God. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.”
vs.7 ...de bruiloft van het Lam is gekomen...
vs.9 ...Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam.
Wanneer zal de bruiloft gevierd worden?
Nadat gebeurd is wat in vers 6b staat: de Heere, de almachtige God, is Koning geworden.
Dus, nadat de Heere, de almachtige God, Koning is geworden, zal de bruiloft gevierd worden.
Hen die zeker willen weten dat Jezus de bruidegom is moeten Mattheüs 9:14-15, maar lezen.
Terug naar de gelijkenis van het koninklijke bruiloftsfeest.
Als de zoon, die de bruidegom is, Jezus is, dan is de Koning God de Vader.
God zend zijn slaven uit om de genodigden te roepen.
Wie zijn die slaven?
We lezen weer Mattheüs 23:37
Mattheüs 23:37
Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
Wat is de bijbel toch nauwkeurig! We kunnen al de antwoorden op onze vragen vinden. Niet altijd even gemakkelijk, maar het is mogelijk.
In die andere gelijkenis lazen we:
Mattheüs 21:3737 “Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe en zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben.”
Zij ontzagen Hem niet!
Johannes 1:11
11 Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Ze hebben ook Hem gedood.
We kunnen in de eerste groep genodigden de Joden herkennen.
Wie zijn dan de tweede groep mensen die uitgenodigd werden?
Algemeen wordt aangenomen, dat dit de heidenen zijn, die later de Nieuw Testamentische gelovigen werden genoemd.
Maar is dit juist?
Lange tijd heb ik zelf geloofd dat ik tot die tweede groep genodigden hoorde, maar, hoe meer details ik zag, die niet klopte met het totaal beeld van Gods handelen, hoe meer ik ’olie’ nodig had om die vastgeroeste vooronderstellingen los te laten.
Ik las deze gelijkenis vanaf vers 1 tot 5, en wat daarna kwam las ik als volgt:
6 En de anderen grepen zijn dienaren, behandelden hen smadelijk en doodden hen.
8 Toen zei hij tegen zijn dienaren: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard.
9 Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden.
Zie je hoe ik het las?
Natuurlijk las ik vers 7 wel, maar het zei me niets. Het werd gewoon geblokkeerd in mijn verstand. Toch was dat vers er wel. Het staat er nog steeds.
Mattheüs 22:7
7 Toen de koning dat hoorde, werd hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand.
Nadat de Israëlieten de profeten hadden gedood en uiteindelijk de Zoon, werd de Koning toornig.
De bijbel spreekt verschillende keren van een dag van toorn. We zullen er een paar gedeelten van lezen.
Jesaja 13:9-13
9 “Zie, de dag van de HEERE komt, meedogenloos,
met verbolgenheid en brandende toorn,
om van het land een woestenij te maken
en zijn zondaars eruit weg te vagen.
10 Ja, de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden
zullen hun licht niet laten schijnen,
de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt,
en de maan zal haar licht niet laten schijnen.
11 Ik zal de wereld haar slechtheid vergelden,
en de goddelozen hun ongerechtigheid.
Ik zal de trots van de hoogmoedigen doen ophouden,
en de hooghartigheid van de geweldplegers zal Ik vernederen.
12 Ik zal stervelingen schaarser maken dan zuiver goud
en mensen zeldzamer dan het fijne goud van Ofir.
13 Daarom zal Ik de hemel doen sidderen,
en de aarde zal lostrillen van haar plaats
om de verbolgenheid van de HEERE van de legermachten,
en om de dag van Zijn brandende toorn.”
En een stukje uit het Nieuwe Testament.
Openbaring 6:12-17
12 “En ik zag toen het Lam het zesde zegel geopend had, en zie, er kwam een grote aardbeving, en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed,
13 en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt als hij door een harde wind wordt geschud.
14 En de hemel week terug als een boekrol die wordt opgerold. En alle bergen en alle eilanden werden van hun plaats gerukt.
15 En de koningen van de aarde, de groten, de rijken, de oversten over duizend, de machtigen en alle slaven en vrije mensen verborgen zich in de grotten en tussen de rotsen in de bergen.
16 En zij zeiden tegen de bergen en de rotsen: Val op ons en verberg ons voor het aangezicht van Hem Die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam.
17 Want de grote dag van Zijn toorn is aangebroken en wie kan dan staande blijven?”
Er zal, vlak voordat Jezus terugkomt, een dag (of periode) zijn van Gods toorn. Deze dag wordt ook genoemd: ‘dag van de Here’. Het is het begin van de laatste dag van Gods handelen met mensen op deze aarde. Het is het begin van de laatste duizend jaar van deze aarde.
Over deze tijd heeft Lucas ook geschreven. Het speciale is, dat die verzen weer zo goed aansluiten bij Mat.22:7 (het leger dat de stad verbrandt).
Lucas 21:20-28
20 “Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is.
21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen en wie in het midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op de velden zijn, er niet in gaan.
22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat geschreven staat, vervuld wordt.
23 Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk.
24 En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn.
25 En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven.
26 En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.
27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
28 Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is.”
Als we dit gedeelte vergelijken met Mattheüs 24, zien we dat dit hele gedeelte gaat over de laatste paar jaar voordat Jezus terugkomt.
De dag, dat de Vader van de bruidegom toornig zal zijn en zijn legers stuurt om die moordenaars en hun stad te verbranden, zal zijn als Jezus terugkomt op de wolken, zoals we net hebben gelezen.
De logische conclusie is, dat vers 7 van Mattheüs 22 nog vervuld moet worden.
Helaas zal Jeruzalem nog aangevallen worden, maar er is ook hoop.
Natuurlijk weet ik, dat Jeruzalem verwoest is in 70 na Christus. Maar wat daar gebeurde is niet hetzelfde als wat er in Lucas beschreven staat. De komst van de Heer op de wolken is gekoppeld aan een omsingeld Jeruzalem.
Nu we gezien hebben, dat vers 7 geen geschiedenis is, maar nog onvervulde profetie, moeten we kunnen zien,dat de verzen 8-10 niets met ons -christenen- van doen hebben. Zo is het toch?
Deze verzen leggen uit wat er zal gebeuren in het duizendjarig vrederijk.
Er zijn veel dingen, in deze gelijkenis, die we niet hebben besproken. De bruiloftsklederen, de bruid -de vrouw van het Lam- en natuurlijk de tweede groep genodigden. Wie zijn zij?
Eerst maar weer eens een samenvatting.
Toen we de eerste gelijkenis, over het onkruid, bestudeerden, leerden we, dat de christenen niet genoemd worden in die gelijkenis. Wie de kinderen van het Koninkrijk zijn werd nog niet duidelijk.
Bij het bestuderen van de de gelijkenis van de pachters, leerden we, dat Jezus tegen de Joden sprak en hen zei, dat het koninkrijk van hen zou worden afgenomen, hoewel zij oorspronkelijk bedoeld waren om tot zonen te worden aangenomen.
Het in die gelijkenis genoemde volk, dat de vruchten opbrengt, blijkt ook niet de gemeente te zijn.
Ook nu is het nog niet duidelijk wie dat volk dan wel is.
Toen we de gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal bestudeerden, hebben we gezien, dat de Joden, hoewel zij genodigd waren, de bruiloftszaal niet binnen gingen. We zagen ook, dat wij, christenen, niet genoemd werden in die gelijkenis. Wie de tweede groep genodigden zijn is ook nu nog niet duidelijk geworden.
Hoewel wij, christenen, blijkbaar niet het hoofdonderwerp in de gelezen gelijkenissen zijn, moeten we toch het Koninkrijk van God blijven zoeken. Precies zoals Jezus ons dat gebood te doen. Veel van Gods uitspraken zijn universeel, bij voorbeeld de tien geboden, maar ook deze aanmoediging om het Koninkrijk van God te zoeken.
Huiswerk voor hen die uit willen zoeken of er een verschil is tussen de uitdrukking: het koninkrijk der hemelen en de uitdrukking: het Koninkrijk van God.
Lees de volgende bijbelverzen maar eens naast elkaar.
Mat. 4:17 Mat. 5:3 Mat.11:11 Mat. 10:7 Mat.13:11 Mat.13:31 Mat.13:33 Mat.19:14 Mat.19:23 |
Marcus 1:15 Lucas 6:20 Lucas 7:28 Lucas 9:2 Marcus 4:11 en Lucas 8:10 Marcus 4:30 en Lucas 13:18 Lucas 13:21 Marcus 10:14 en Lucas 18:16 Marcus 10:23 en Lucas 18:24 |
Je zal tot de conclusie komen, dat het koninkrijk der hemelen precies hetzelfde is als het koninkrijk van God.
Waarom dan dat verschil? Mattheüs schreef zijn evangelie voornamelijk voor de Joden. Hij gebruikt de Joodse gewoonte om de naam van God spaarzaam te gebruiken. Sommigen gebruiken zelfs nooit de naam van God.
Dit is het einde van deel 2